“Verdachte rechters”
Volgens advocaat Erik Verweij is kritiek op de uitspraak van rechters in de Urgenda-zaak onterecht. Het is gevaarlijk om vast te houden aan het dogma dat de rechter zich nooit met de politiek zou mogen bemoeien. Als de rechter de wetgever niet aan de eigen wetgeving mag houden, dan kan de burger haar rechten niet afdwingen.
Je hoort het vaak de laatste tijd: rechters zouden “activistisch” zijn geworden en zouden zich “niet moeten bemoeien” met de politiek. Aanleiding van deze kritiek zijn uitspraken waarbij rechters de wetgever op de vingers hebben getikt. Dit gebeurde met betrekking tot het terughalen van IS-kinderen, het Programma Aanpak Stikstof en vooral het Urgenda-arrest. Klopt het dat rechters zich niet met politiek mogen bemoeien? En als rechters zich wel met politiek mogen bemoeien, heeft de politieke voorkeur van rechters dan een rol gespeeld in bovengenoemde uitspraken? Het antwoord daarop is twee keer nee.
Het Urgenda-arrest is juist een prachtig schoolvoorbeeld van hoe de rechtsstaat hoort te werken. Een aanval op dat arrest is daarmee een aanval op de rechtsstaat — of een bewijs dat de aanvaller niet goed begrijpt wat de rechtsstaat inhoudt.
Het kan niet sterk genoeg worden benadrukt: het is toegestaan, en zelfs noodzakelijk voor een gezonde rechtsstaat, dat de rechterlijke macht de wetgevende macht mag controleren en soms corrigeren. De machtenscheiding is niet absoluut: het is een spreiding van machten. Onze rechtsstaat is een zorgvuldig opgebouwd systeem met ‘checks and balances’. De wetgever maakt regels en is zelf ook aan regels gebonden. De rechter mag beoordelen of de wetgever zich aan de regels houdt. De rechter moet dat zelfs doen. Want als de rechter het niet doet, wie dan wel?
Toch is er een groep van opiniemakers en politici (en niet langer alleen in Polen) die stelt dat rechters hun boekje te buiten gaan en moeten worden “beteugeld”., De rode draad van deze kritiek is dat rechters zich niet met politieke besluiten zouden moeten bemoeien.
Er worden daarnaast al peilingen gehouden over de steun voor maatregelen om rechters meer een afspiegeling te laten zijn van de electorale verhoudingen binnen de samenleving. Uit de steun voor dit soort maatregelen blijkt dat de misvatting bestaat dat politieke voorkeuren van rechters een rol zouden spelen bij hun uitspraken. Rechters worden zelfs door politici “activistisch” genoemd.
Rechters moeten echter op grond van de Grondwet beoordelen of de wetgever de rechten van de burger respecteert en de verplichtingen uit verdragen nakomt. Een burger kan voor de rechter een beroep doen op bepalingen met rechtstreekse werking uit verdragen, als de burger vindt dat de wetgever haar rechten niet respecteert.
Als een burger de rechter vervolgens met juridische argumenten ervan kan overtuigen dat de wetgever bepaalde rechten uit verdragen niet respecteert, dan moet de rechter de wetgever kunnen corrigeren. Dit kan de rechter doen door wetgeving buiten toepassing te verklaren óf door de wetgever in algemene zin te bevelen wetgeving te maken om een bepaald doel te bereiken. Dit deed de Hoge Raad bijvoorbeeld toen hij de wetgever het bevel gaf wetgeving te maken die er toe zou leiden dat de SGP vrouwen op de kieslijst zou zetten. Het is dus juridisch onjuist en principieel onwenselijk om te zeggen dat de rechter zich niet met de politiek zou “mogen bemoeien”.
Bovendien hebben rechters de voornoemde uitspraken niet gebaseerd op hun eigen politieke voorkeuren, maar op besluiten die de wetgever nota bene zelf heeft genomen.
Neem bijvoorbeeld het Urgenda-arrest. De wetgever heeft de burger in artikel 2 en artikel 8 van het EVRM beloofd het recht op leven en familieleven te zullen respecteren. De burger kan rechtstreeks een beroep op doen op deze belofte. Wat opvalt is dat de staat in de Urgenda-zaak (terecht) zelf niet heeft betwist dat klimaatopwarming het recht op (familie-)leven in gevaar brengt als die opwarming uit de hand loopt. Waarom zou een rechter dat dan wel doen? De rechter mag een onbetwist feit niet zomaar zelf opnieuw gaan beoordelen, zoals sommige opiniemakers ten onrechte hebben betoogd.
Urgenda vorderde bij de rechter dat de wetgever moest worden veroordeeld om wetgeving te maken waardoor de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met tenminste 25% zou worden gereduceerd ten opzichte van 1990. De doelstelling van 25–40% reductie in 2020 is oorspronkelijk afkomstig uit het Fourth Assessment Report van het IPCC uit 2007. Deze doelstelling is weliswaar niet opgesteld door de wetgever, maar de vergadering van deelnemende landen — waaronder ook Nederland — heeft deze doelstelling tussen 2010 en 2015 wel in zes verschillende Klimaatconferenties bevestigd. Deze besluiten kunnen alleen worden genomen omdat er een brede internationale consensus over bestaat — en Nederland heeft deze consensus dus meerdere keren actief ondersteund.
Nu de wetgever zelf verdragen heeft gesloten waaraan burgers rechten ontlenen, zelf niet betwist dat gevaarlijke klimaatopwarming een schending van deze rechten oplevert en zelf herhaaldelijk heeft bevestigd welke doelen gehaald moeten worden om klimaatopwarming te beperken, is het logisch dat de burger de wetgever daar via de rechter op mag aanspreken. Het is immers duidelijk welke doelen de wetgever heeft gesteld. De wetgever mag bovendien nog steeds zelf besluiten hoe de wetgeving eruit moet zien. De Hoge Raad heeft het arrest niet gebaseerd op eigen politieke voorkeuren, maar op verdragen waar de wetgever zichzelf aan heeft verbonden en een redelijke uitleg van deze verdragen. Dit verklaart ook waarom rechtbank, gerechtshof, advocaat-generaal en de Hoge Raad allen tot hetzelfde oordeel kwamen.
Er valt genoeg te zeggen over de inhoudelijke motivering van het Urgenda-arrest, maar het is gevaarlijk en onterecht om vast te houden aan het dogma dat de rechter zich nooit met de politiek zou mogen bemoeien. Als de rechter de wetgever niet aan wetgeving mag houden, dan kan de burger haar rechten niet afdwingen.
Juist wanneer het gaat om uitspraken zoals het Urgenda-arrest — waarbij de rechter op verzoek van de burger controleert of de wetgever gemaakte afspraken nakomt — mogen we niet alleen kijken naar of we het eens zijn met de door de wetgever gemaakte afspraken, maar moeten we kijken of de rechter deze afspraken goed heeft uitgelegd. Als we rechterlijke uitspraken gaan beoordelen op de politieke wenselijkheid van de afspraken van de wetgever, dan pas wordt de rechtspraak politiek. Voor mensen die het inhoudelijk oneens zijn met de internationale klimaatdoelstellingen, geldt dat zij daar via politieke weg verandering in moeten brengen. Niet door de rechters of hun uitspraken aan te vallen.
Het principiële punt is hierbij glashelder en een fundament van de rechtsstaat. Als de burger haar rechten niet via de rechter kan afdwingen, dan heeft de burger geen rechten meer. Als de burger haar rechten niet kan afdwingen, dan resteren slechts nog tijdelijke gunsten.
Geschreven voor De Nieuwe Vrije Eeuw door Erik Verweij, advocaat (www.twitter.com/erikpjverweij)