Liberalen: wees Vriendelijk Voor Dieren!
De VVD kan een enorm verschil maken voor het welzijn van dieren in Nederland. Daan de Neef — VVD-raadslid in Breda — kijkt het beest in de bek en roept op tot individueel ‘gemaktivisme’ en meer collectieve aandacht. Te denken valt aan minder gebruik van dieren en meer (grond)wettelijke bescherming. Het is — hoe dan ook — de hoogste tijd dat we vriendelijker worden voor dieren. Daar worden we als mens zelf ook beter van.
‘Moet jij niet gewoon lid worden van de Partij voor de Dieren?’ Als ik een euro kreeg voor iedere keer dat mij dat is gevraagd, had ik nu een goed kroegavondje kunnen houden. Met meerdere rondjes voor de zaak én bitterballen. Ik zou die laatste wel in veganvariant laten opdissen. Maar ik ben VVD’er. Al sinds 2004. En ik ben verslingerd aan onze club. Ik heb jarenlang in verschillende rollen bij de Tweede Kamerfractie gewerkt en ben momenteel gemeenteraadslid in het mooie Breda. Ik geloof dat de VVD in de kern een normatieve, emancipatoire partij is; voortgestuwd door een optimistische can-do filosofie. Een filosofie die zich richt op persoonlijke vrijheid om je te ontwikkelen tot wat je wilt, met wie je wilt en hoe je wilt. Uiteraard zitten er haken en ogen aan. Je krijgt nooit alles wat je wilt. Maar in de kern is de VVD wel echt mijn partij en het liberalisme mijn filosofie. De VVD is echt een mensenpartij met oog voor de menselijke maat. Maar daar wringt ook precies de schoen. Er is vooralsnog te weinig oog voor andere wezens die hoognodig meer aandacht verdienen: de dieren.
Dieren zijn een blinde vlek binnen zowel het liberalisme als de VVD. Dat is ook niet heel gek. Het draait immers om de mens. Dieren zijn hierbij vaak een middel en geen doel. Zo is een koe is geen doel op zich, maar een middel om te komen tot sappige biefstukken en leren spullen. Sommige dieren komen er genadiger vanaf. Denk aan de huisdieren die we met alle zorg en liefde koesteren. Kortom: het ene dier vult ons hart, het andere onze maag (proefdieren en wilde dieren voor het gemak niet meegerekend). En dit patroon wordt al eeuwenlang in stand gehouden. Ook door de politiek. Dit mentale patroon kunnen we maar met moeite beschouwen omdat velen van ons het ervaren als de normaalste zaak van de wereld. En omdat er grote economische belangen bij spelen wat verandering vertraagt. Maar in de kern is het enigszins schizofreen te noemen. Je kunt enerzijds dagenlang rouwen om de dood van je kat en, anderzijds, met hetzelfde gemak een broodje kroket eten. Waarom zou je daar dieper over na willen denken? Het is toch wat het is? Ik ga toch een poging wagen om dit patroon te doorbreken met als doel het bewustzijn te vergroten; juist onder liberalen. En daarvoor wil ik graag de koers van mijn eigen inzicht uit de doeken doen in de hoop deze blinde vlek weg te poetsen.
Ik ben het merendeel van mijn leven vleeseter en afnemer van dierlijke producten geweest. De gehaktballen van mijn moeder, kipfiletjes, hamburgers, spareribs, rookworsten, schnitzels, kroketten, frikandellen en — ja — bitterballen: ik heb het allemaal met veel smaak gegeten. Op een dag hield ik hier terstond mee op. Niet vanwege een boek van Peter Singer, IPCC-rapport, wetenschappelijk onderzoek of een ellendige documentaire over de vleesverwerkende industrie. Ik hield op met vlees eten door een kinderfilm: Babe. Hierin werd een pratend varkentje opgevoerd dat allerhande avonturen beleefde op een boerderij. De knap gemaakte film maakte het een hoop in mij los. Varkentje Babe wordt op een moment gescheiden van zijn moeder omdat ze wordt afgevoerd naar het slachthuis. Dit breekt het naïeve zachtaardige varkentje op. Op een moment ligt hij rillend en huilend in de regen, beseffend welk lot zijn moeder (en uiteindelijk ook hem) wacht. Deze scene raakte mij. Ongeacht of varkens op dat niveau kunnen lijden, werd de werkelijkheid mij plotsklaps duidelijk: veel dieren bestaan bij gratie van een door de mens vooropgesteld doel. En dat doel is: in een korte tijd geboren, vetgemest en geslacht worden. Niets meer, niets minder. Het was voor mij genoeg om minstens 10 jaar lang overtuigd vegetariër te worden. Ik deed mijn best om vegetarisch te eten te midden van een enorme vleescultuur. De eindeloze fantasieloze groentegerechten en kartonachtige vleesvervangers maakten dat ik op een avond een Whopper kocht die ik met wolfachtig genoegen in de trein naar binnen schrokte. Het voelde als een gelukzalige terugval. Ik at weer vlees en heb dat jarenlang weer gedaan. Tot mijn grote ongenoegen. Dat wel. Want in mijn achterhoofd zat varkentje Babe nog steeds. Ik stopte dat beeld snel weg en suste mijn geweten met allerhande gelegenheidsargumenten. Het dier dat ik at was toch al dood. Of nog nihilistischer: is het gewoon niet beter voor het dier om dood te zijn als je ziet welk ‘leven’ eraan vooraf is gegaan? Alles om maar die frikandel speciaal goed te praten. Maar mijn geweten bleef knagen.
De filmmakers hadden me goed gemindfucked door een blij en naïef biggetje op te voeren die mijn geweten goed in de tang hield. Maar ze hadden, misschien onbedoeld, een zeer valide punt. Varkens zíjn ook zachtmoedige en intelligente wezens stellen talloze onderzoeken (1). Rutger Bregman vat dit goed samen in een Correspondent-artikel van 16 februari 2017: ‘Uiteindelijk zijn varkens zelfs intelligenter dan peuters, mensen met een verstandelijke beperking en ouderen met dementie — wezens die we stuk voor stuk met zorg behandelen (en terecht!)’(2). Hij haalt in zijn artikel ook de gezaghebbende bioloog Frans de Waal aan die stelt dat er bijna wekelijks nieuwe ontdekkingen worden gedaan over de geavanceerde cognitie (denkvermogen) bij dieren. Dat geldt dus niet alleen voor varkens. Nagenoeg alle dieren die we fokken, slachten en eten zijn tot meerdere complexe emoties en denkwerk in staat. Koeien worden wanhopig als hun kalveren worden afgenomen en rouwen om de dood van een andere koe. Kippen kennen empathie en kunnen zich verplaatsen in de pijn van anderen. We beginnen steeds beter de immer uitdijende emotionele en intelligente reikwijdte van dieren te begrijpen. Gevoelloze vleeshompen zijn het dus allerminst. Maar zo worden ze vaak nog wel behandeld. En niet zonder risico.
De menselijke hang naar dierlijke producten is niet alleen desastreus voor dieren, maar ook voor mens en planeet. Er zijn niet alleen emotionele argumenten op te voeren om de dieren zo veel mogelijk te ontzien, maar zeker ook humanitaire. We plegen roofbouw op de planeet (en daarmee ook onszelf) door wereldwijd miljarden dieren in het leven te roepen, buitenproportioneel vet te mesten en over de kling te jagen. We merken het nu aan den lijve. Nederland zucht momenteel onder twee crises: de corona- en stikstofcrisis. Beide situaties zijn in de basis terug te voeren op het houden van dieren. Het coronavirus is een infectieziekte (zoönose) die van dier op mens is overgesprongen en de stikstofcrisis vindt voor een groot deel (46 procent) (3) haar oorsprong in de dierlijke mest afkomstig van de veestapel. In beide gevallen lopen belangrijke processen zoals onze economie en woningbouw spaak. Nog maar te zwijgen over de effecten op de volksgezondheid. In alle gevallen is er sprake van een clash tussen mens en dier met zeer nadelige gevolgen. Deze feiten laten zich niet ontkennen of wegmoffelen.
Het beest in de bek kijken, betekende voor mij persoonlijk dit allemaal onder ogen zien en er iets aan doen. Ik gooide mijn voedingspatroon (weer) om en voelde ook de drang om die nieuwe inzichten om te zetten in daden binnen mijn bestaande sfeer. Het begon klein door na de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 in Breda te vragen de dierenwelzijnsportefeuille te mogen bekleden, maar ook door dierenwelzijn breder te agenderen binnen de VVD. Samen met Suzanne Zwart van de VVD Brabant trok ik op om bij een algemene ledenvergadering in Lagerhuis-setting te pleiten voor meer aandacht voor dierenwelzijn in het komende landelijke verkiezingsprogramma. Ik had eerlijk gezegd verwacht dat dit een pittig debat zou worden, maar de zaal was het er goeddeels over eens: het is tijd voor verandering. Nadien kreeg ik steeds meer VVD’ers op te lijn — ook uit de Tweede Kamer — die persoonlijk grote moeite hadden met hoe met dieren wordt omgesprongen. Dit sterkte mij in de overtuiging dat de geesten rijp zijn voor verandering binnen mijn eigen VVD. Maar hoe ziet die verandering eruit? En hoe is een groter dierenwelzijn te verenigen met het liberalisme?
Voor mij is een deel van het antwoord simpel: individuele keuzevrijheid. Een van de sterkste troeven van het liberalisme. We fokken, slachten en benutten dieren voor allerhande producten. We kunnen als individuen ervoor kiezen hier steeds minder van af te nemen. Zo eet ik zelf geen vlees meer, gaat de zuivelkraan steeds verder dicht en koop ik geen leer meer. Alles wat ik nog heb, gebruik ik op en kijk in het vervolg naar plantaardige of kunststof varianten. Het doet me enorme deugd te zien dat vegetarisme en veganisme bezig zijn met een weergaloze opmars. Loop een willekeurige supermarkt in en je zult versteld staan van de variëteit van smaakvolle vleesvervangers en plantaardige producten. Probeer het eens. Zelfs de meest verstokte vleeseter kan de vega-spekjes in de stamppot niet onderscheiden van the real deal. Er zit bijna geen verschil meer tussen echt vlees en de vervanger, maar voor het dier is het een wereld van verschil. Ook kun je tegenwoordig steeds meer supernette of blitse schoenen kopen van imitatieleer. Dus je eigen keuzes doen ertoe. Zeker voor de dieren. En het mooie is: je hoeft niet eens een activist te worden om voor verandering te strijden. Je bent eerder een gemaktivist die nu andere keuzes maakt in supermarkt, restaurant en kledingwinkel.
Het andere deel van het antwoord is wat complexer: dieren beter inbedden in onze democratische rechtsstaat. Op productie-, gezelschaps-, proef- en wilde dieren zijn wetten, besluiten en regelingen van kracht, maar die bieden naar mijn smaak niet genoeg handvatten om de intrinsieke waarde van dieren echt te borgen. Met intrinsiek bedoel ik dan: de waarde van het dier zonder dat het een doel toegewezen heeft gekregen zoals vlees, vacht of andere ‘bestanddelen’. Het merendeel van de dieren blijft momenteel een middel tot een doel waardoor ze eigenlijk worden gereduceerd tot een ding, een economische eenheid; ook voor de wet. Die benadering is zowel economisch als juridisch. Zo worden stalbranden waar duizenden dieren jaarlijks een hels einde vinden goeddeels benaderd als een productieschade kwestie wat eerder voer is voor verzekeringsexperts dan dierenwelzijnsinspecteurs.
Het is de hoogste tijd voor verandering. Dieren verdienen als bewuste en voelende wezens, naar mijn overtuiging, een dikkere juridische en morele ijslaag onder hun pootjes. De intrinsieke waarde van dieren mag wat mij betreft worden verzilverd in de Grondwet. Ik ben groot voorstander van precies dit idee dat rechtsfilosofe Janneke Vink bepleit in haar proefschrift The Open Society and Its Animals. In een interview in de Volkskrant van oktober 2019 zegt zij: ‘In de huidige manier waarop wij ons tot dieren verhouden, zijn wij als mens eigenlijk tirannen: wij heersen over dieren en geven ze geen enkele vastigheid ten aanzien wat ze van ons mogen verwachten.’ Een rake observatie die Vink verder onderstreept met: ‘Nu lijkt het alsof wij goden op aarde zijn, terwijl dieren dezelfde wettelijke status hebben als een wc-rol of een gebouw, namelijk geen.’(4) We zijn wetenschappelijk er al lang achter dat dieren verre van een ding zijn, dus is het gek dat ze nog wel als zodanig worden beschouwd. Een, naar mijn diepe overtuiging, terechte opwaardering naar de Grondwet zou een mooie eerste stap zijn om hun leven aanmerkelijk te verbeteren. Uiteraard niet met dezelfde grondrechten zoals die gelden voor mensen, maar sec gericht op het welzijn en de fysieke en psychische gezondheid van dieren. Zo zou in het geval van, bijvoorbeeld, een zoönose-uitbraak zoals het coronavirus, Q-koorts en SARS eerst moeten worden gekeken naar diervriendelijke methodes zoals het scheiden van zieke en gezonde dieren in plaats van het rücksichtslos ruimen.
En zo is er een hele agenda te bedenken waar de VVD nog een inhaalslag kan maken om dieren een echt waardig bestaan te geven: van striktere regels voor veetransport tot een megaboost voor innovatieve alternatieven voor vlees, zoals kweekvlees (4). Nog maar te zwijgen van te blijven ijveren voor het verbod op de onverdoofde slacht en het verlagen van de absurd hoge bandsnelheid in slachthuizen. Maar denk ook aan het eenvoudiger maken om mishandelde gezelschapsdieren te ontzetten. Een inspecteur van de Dierenbescherming vertelde me onlangs een verhaal waarin konijnen waren doodgeslagen tegen een paal om inbeslagname voor te zijn. De inspecteur wilde de dieren ontzetten, maar moest naarstig op zoek naar geschikte opvang. In de tijd dat hij buitenstond om te bellen, sloeg de eigenaar de dieren dood. Hier kunnen en moeten we wat tegen doen. En hier ligt een schone taak voor de VVD als law-and-orderpartij. Want waarom zou je notoire dierenbeulen slechts een houdverbod geven van maximaal 10 jaar en niet levenslang (6)? Waarom zou je slachthuizen niet permanent sluiten als er aantoonbaar structurele grove dierenmishandeling plaatsvindt? En waarom zou je niet veel meer inzetten op de toch al booming plantaardige industrie? Dit is eindeloos schoner en pijnloos voor dieren. En kringlooplandbouw (7) kan met kortere transportlijnen nog steeds voorzien in dierlijke producten zoals vlees en zuivel, maar dan gericht op de binnenlandse markt. Hardcore carnivoren kunnen dan nog steeds vlees eten en kan de aandacht worden verschoven naar innovatieve tuin- en akkerbouw, de verdere ontwikkeling van kweekvlees en het dierwaardig maken van de kleinschalige veehouderij. Liever de graanschuur dan het slachthuis van Europa. Zeker met een immer groeiende wereldbevolking is de aanwas van ‘vleesdieren’ onhoudbaar: vooral ecologisch. Kortom, er is genoeg werk aan de winkel in alle bestuurslagen met de Tweede Kamer als normatief moederschip voorop. Het is voor mij de reden geweest om mij aan te melden voor de VVD-kandidatenlijst voor de komende Tweede Kamerverkiezingen. Deze agenda verdient structureel hart, hoofd en handen binnen de VVD.
Gelukkig gaan naar aanleiding van de misstanden in de slachthuizen (8), stalbranden en andere horrorpraktijken steeds meer politieke stemmen op om dieren beter te beschermen. Ik vind het persoonlijk logisch dat we als mensen andere kennende en voelende wezens ontzien van nodeloos leed. Opkomen voor dieren ervaar ik dan ook, bij uitstek, als een liberale missie. De wederkerigheid is namelijk erg eenvoudig: als voelende wezens die niet in staat zijn zichzelf te vertegenwoordigen noch te verdedigen, worden benut voor ons voedsel en welzijn, dan moeten zij zich maximaal beschermd weten tegen extra leed bezijden hun uiteindelijke lotsbestemming. De wereld is te klein als de media berichten over dierenmishandeling, maar er wordt niet echt iets groots en meeslepends gedaan met die terechte woede. Laten we de dieren incorporeren in onze verdergaande beschaving door ze zoveel mogelijk te ontzien van onze grillen en grondwettelijke bescherming te bieden. Laten wij ons als liberalen permanent inspannen voor steeds betere dierenwelzijn en -gezondheid, te beginnen door vriendelijker te zijn voor dieren. Zo kijken we het beest niet alleen in de bek: we doen er ook écht iets aan. Kortom: laten we dit varkentje samen wassen. Juist nu.
Daan de Neef
(3) https://nl.wikipedia.org/wiki/Stikstofcrisis#cite_note-Remkes1-2
(5) https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/04/30/kamerbrief-ontwikkelingen-kweekvlees
(7) https://www.platformkringlooplandbouw.nl/wat-is-kringlooplandbouw
(8) https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/politiek/artikel/4989591/slachthuizen-vvd-dijkhoff-cameratoezicht